logo fokkelien

 AstroCursus

Hoe vang je het ‘iets’?

Tijdens een bijeenkomst van de NVWOA (Nederlandse Vereniging tot Wetenschappelijk Onderzoek naar de Astrologie) op 5 november 2005 heb ik een korte inleiding gehouden over mijn visie op astrologisch onderzoek. Hier volgt een enigszins aangepaste weergave van wat ik heb gezegd (ik had het verhaal niet uitgeschreven).

Iedere astroloog zegt iets anders

Velen, ook astrologen, zeggen: “Van iedere astroloog krijg je iets anders te horen over dezelfde horoscoop”. Wat dat betreft lijkt de astrologie op bijvoorbeeld psychologie en geneeskunde.
Er zijn twee manieren om met dit gegeven om te gaan:

  1. Zeggen: “Het is nu eenmaal zo”, en doorgaan op de ingeslagen weg. Dit valt goed te verdedigen, zolang je als astroloog maar bewust bent van dit feit en weet wat je doet & waarom.
  2. Zeggen: “Kunnen we hier iets aan doen?”

Alleen al door lid te worden van de NVWOA geef je m.i. aan dat je kiest voor de tweede stellingname. Dat geldt in ieder geval voor mij. Alle astrologen die ik ken, hebben enkele opmerkelijke successen geboekt in hun vak. Er zijn heel veel zaken in de astrologie waarover iedereen het eens is. Hoe onverklaarbaar ik het zelf ook vind, er moet dus ‘iets’ in zitten, in die astrologie. En dat ‘iets’ wil ik graag vangen.
Kies je eenmaal voor 2, dan zie ik de volgende mogelijkheden:

  1. Je kunt astrologische uitspraken toetsen via statistisch onderzoek.
  2. Daarnaast en vooral ook daarvóór kun je werken aan een goede duidingssystematiek, met als doel steeds scherper te formuleren wat je precies wilt onderzoeken. M.a.w.: voor je aan kwantitatief onderzoek begint, zul je kwalitatief vooronderzoek moeten doen. Dit soort onderzoek begint vaak met het proberen te systematiseren van observaties.
  3. Verder kun je onderwerpen onderzoeken als de reconstructie van iemands geboorte-uur, omdat dit harde materie is, die goed valt te toetsen. De aanpak zal wellicht van astroloog tot astroloog (enigszins) verschillen, maar de resultaten van dit soort onderzoek zijn meetbaar. Bovendien kan het uiteindelijk leiden tot een beoordeling van verschillende duidingsmethoden: de methodiek met het grootste aantal juiste reconstructies, zou weleens de beste aanpak kunnen zijn.
  4. Ten slotte kun je je bezighouden met de fundamenten van de astrologie.

Voorbeelden van te onderzoeken observaties

Ikzelf ben vooral geïnteresseerd in de mogelijkheden 2 en 3. Ik denk dat het nog te vroeg is voor statistiek, en voor 4 ben ik niet de geschikte persoon.

In de loop van de jaren heb ik een aantal observaties gedaan:

a. Huis 1-5-9 leeg: Deze mensen houden niet van teamsport en zijn in het algemeen niet goed in teamwerk. Ze kunnen meestal wel teams leiden. Over een leeg 2-6-10 heb ik te weinig informatie. Mensen met een leeg 3-7-11 hebben problemen met de communicatie, maar het is zo subtiel dat ik het nog niet goed in woorden kan vangen. Bij mensen met een leeg 4-8-12 heb ik een zekere starheid kunnen constateren, maar ook hier kan ik de resultaten, alhoewel onmiskenbaar, nog niet goed in woorden vangen.

b. Ongeaspecteerde Mercurius: In mijn archief zitten diverse mensen met een ongeaspecteerde Mercurius (in dit verband conjunctie, sextiel, vierkant, inconjunct, driehoek, oppositie). Geen van die mensen is dom, in tegendeel. Wat wel opvalt, is dat hun intelligentie volledig los staat van hun persoonlijkheid.

c. Beweeglijke as ASC/DESC: Volgens de literatuur is dit een aanwijzing voor meerdere huwelijken of soortgelijke relaties. Dat klopt soms, maar minstens net zo vaak niet. Wat het tegenovergestelde betreft, Ik heb ook vele gevallen in mijn archief van ‘relatiehoppers’ met een vaste ASC/DESC-as.

d. Beweeglijke as MC/IC: Daarentegen heb ik wel bevestiging van een andere vooronderstelling. De vele gevallen in mijn archief van mensen met MC in Tweelingen (onder wie ikzelf) hebben inderdaad allemaal op de een of andere manier twee of meer banen naast elkaar (of een baan en één of meer vrijetijdsbestedingen die op professioneel niveau worden beoefend). Ook wisselen ze allemaal veel van baan (of hebben dat gedaan toen ze jonger waren). Andere beweeglijke tekens op het MC geven dit beeld veel minder duidelijk. En ook het tegenovergestelde, mensen met een vaste MC/IC-as zijn in het algemeen geen ‘jobhoppers’. Als ze al van baan veranderen is dat niet omdat ze genoeg hebben van hun huidige werk, maar omdat de omstandigheden ze ertoe dwingen.

Hoe verder?

Ik heb wat voorbeelden genoemd van uitspraken die je zou kunnen onderzoeken. M.i. zou dat als volgt moeten gebeuren:

  • Vergelijk je observaties met ervaringen van andere astrologen
  • Stel op basis daarvan een casus op die je kunt toetsen.

Het blijft lastig, maar pas als we onze ideeën in woorden kunnen vangen, kunnen we ze uiteindelijk kwalitatief en later ook kwantitatief toetsen.

Mijn opmerkingen over de ongeaspecteerde Mercurius leidden na mijn lezing al tot een interessante reactie: “Heb je dit al eens bij schrijvers onderzocht? Die zouden last moeten hebben van een ongeaspecteerde Mercurius”.

Dat was een goeie. Inderdaad hebben veel schrijvers een veelvuldig geaspecteerde Mercurius. Ik vond enkele uitzonderingen:

  • Jane Austen heeft 1 aspect: oppositie Uranus, met een transsaturnale planeet dus, maar inmiddels ben ik erachter dat Mercurius-Uranus-aspecten vaak een heel duidelijke werking hebben (briljante invallen bv.).
  • Garcia Marquez heeft 1 aspect, ook al met een transsaturnale planeet: oppositie Neptunus.
  • Bordewijk heeft 1 aspect: driehoek Pluto.
  • Willem Brakman en Alfred Kossman hebben een geheel ongeaspecteerde Mercurius (Brakman heeft nog wel een 30o-aspect met Neptunus).

Dit is zeker iets voor nader onderzoek.


Fokkelien von Meyenfeldt ©  1995-2020

Astrocursus,
algemene info

Op deze site
Home | NAAR BOVEN | sitemap

Laatste versie: dinsdag 21 maart 2023